227
V. Brandweer.
Onze gemeente mag zich gelukkig rekenen eene uitstekend
georganiseerde brandweer te bezitten.
Wij aarzelen dan ook nooit aan de voorstellen van het col
lege van brandmeesters, strekkende om de voorzorgs- en be-
teugelings-maatregelen te verscherpen en te verbeteren, een
gunstig gehoor te verleenen.
Waarin die maatregelen, in 1897 genomen, bestaan hebben,
zal U blijken uit het verslag van de brandweer, dat hierna
volgt.
Door gestadige oefeningen (z.g. loos alarm) werd de wak
kerheid van het bedienend personeel weder doorgaande op de
proef gesteld en gaande gehouden; en kwam werkelijk nu en
dan een brand voor, dan bleek die wakkerheid zoo levendig,
dat in enkele minuten de brandweer op haar post was en alle
branden in den aanvang werden gestuit.
Door ons werden in 1897 verschillende lokalen bezocht,
waarin tooneel- en andere uitvoeringen plaats hebben, met het
doel, door eigen nauwkeurige aanschouwing, de verbeteringen
te leeren kennen, die zij, bij een onheil als brand, zouden
kunnen behoeven, ter verzekering van de veiligheid der be
zoekers.
Dit onderzoek had tot resultaat, dat het aanbrengen van
verbeteringen door ons noodig werd geoordeeld.
Wij richtten deswege een schrijven aan ieder der bestuurders
of eigenaars der bedoelde lokalen, met het gevolg dat de toe
stand thans zoodanig is, dat alle redelijke waarborgen van
veiligheid bestaan, waarvan wij ons persoonlijk door een tweede
bezoek overtuigd hebben
Mutatiën in het personeel.
Bij ons besluit van den 15. April 1897 werd aan den heer
A. H. de Bruijn, wegens vertrek uit de gemeente, op diens
verzoek, eervol ontslag verleend als adjunct-opperbrandmeester,
15