230
VERSLAG van de brandweer te Breda over het jaar 1897.
De brandweer te Breda doorleefde in het afgeloopen jaar
een zeer gewichtig tijdperk van vooruitgang.
Met voldoening kan het college van brandmeesters toch con-
stateeren, dat eenige maatregelen van ingrijpend belang op
voorstel van het college door het gemeentebestuur zijn genomen,
maatregelen welke den toestand van de Bredasche brandweer
in niet geringe mate hebben verbeterd.
In den aanvang van het vorige jaar stelde het college van
brandmeesters aan het dagelijksch bestuur der gemeente voor,
met het oog op de groote uitgestrektheid van kring IV, ter
bescherming van de buitenwijken in de nabijheid van het station
den nog beschikbaren slangenwagen te plaatsen in het spuithuis
aan het Stationsplein, het noodige personeel voor de bediening
daarvan aan te stellen en het noodige materiaal voor dezen
nieuwen brandweerpost aan te schaffen.
Dit voorstel werd door het gemeentebestuur goedgekeurd,
en sinds dien bestaat in kring IV eene afdeeling, speciaal belast
met de bescherming van de buitenwijken in de nabijheid van
het station (waaronder ook begrepen de wijk, gelegen aan de
overzijde van den spoorweg).
Reeds menigmaal had in de vergaderingen van het college
een punt van bespreking uitgemaakt de vraag, of de politie
beambten, voor zoover zij dienst doen als brandweer, niet bil
lijkheidshalve behooren te worden beloond voor hunne diensten,
en op welke wijze dit het best kan geschieden.
In de vergadering van 24 Mei 1897 kwam men tot het besluit
aan het dagelijksch bestuur der gemeente voor te stellen, aan
de agenten van politie, dienstdoende als bi'andweer, toe te ken
nen eene belooning ten bedrage van f 0,25 per persoon voor
de oefeningen, met de bepaling, dat hoogstens vijf personen
voor elke oefening zouden in aanmerking komen, en van 0,50
per persoon bij brand, onder bepaling, dat alsdan hoogstens zes
agenten zouden in aanmerking komen.