343 l0, liet ad its van 17 Augustus 1895 aan H, M. de Koningin- Regentes 2°. den brict van den minister van binnenlandsche zaken van 11 Januari 1897; 3°. het dezerziidsch antwoord daarop van 15 Januari 1897, n°. 58. 4°. den brief van den minister voornoemd van 10 Februari 1897. 5°. het dezerzijdsch antwoord daarop van 15 Februari 1897, n°. 174. 0°. het slot-schrijven van den minister voornoemd van 5 Maart 1897. In dit schrijven herhaalde de minister, dat, aangezien de verhooging van het jaarlijksch subsidie ten behoeve van de hoogere burgerschool in deze gemeente bij de staatsbegrooting was aangevraagd op grond van noodzakelijke uitbreiding, deze verhooging niet kon worden toegekend, zoolang die uitbrei ding niet plaats had. Bij koninklijk besluit van den 2. Juli 1897, n°. 22, werd aan deze gemeente nader tot 1 September 1900 vrijstelling verleend van de verplichting tot het oprichten eener burgerdagschool. De commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs alhier was op ultimo December 1897 samengesteld uit de volgende lxeerep E. H. A. GUI JÉ, voorzitter. Jhr. mr. G. SIX, lid en secntaris. G. A. M. GROENEVELDT H. Tii VAN DER GRINTEN, mr. E. GOMPERTZ. Rij uw besluit van den 18. December 1897 werd de heer mr. E. Gompertz, die 31 December 1897 aan de beurt van aftreding was, opnieuw benoemd voor den gewonen tijd van zitting,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 373