858
winnen. Zijne nagedachtenis zal daarom bij ons in
gezegende herinnering blijven, en zijn naam steeds
met eere in de geschiedenis onzer ambachtsschool
genoemd worden.
Mocht, zooals wij boven aanhaalden, den heer
Vriends zijn eervol ontslag worden verleend, bij mis
sive van denzelfden datum werd uwe commissie
uitgenoodigd eene aanbeveling van twee personen bij
uwen raad in te dienen, om in de bestaande vacature
te voorzien.
De commissie hieraan voldoende, dacht aan deze
uitnoodiging niet beter te kunnen beantwoorden, dan
daarvoor aan te wijzen iemand, die het schildersvak
zou vertegenwoordigen, en meende die te vinden in
den persoon der heeren L. Nüsselein en A. Harthoorn,
uit welke voordracht, bij besluit van uwen raad van
8 April 1897, eerstgenoemde werd benoemd.
Wij kunnen niet nalaten den wensch uit te druk
ken, dat de keuze des heeren Nüsselein moge strek
ken tot den verderen bloei van dat, deel van ons
onderwijs, dat tot dusverre door geen deskundige
vertegenwoordigd was.
Volgens den daarvan bestianden rooster was met
31 December j. 1. de heer J. A. J. W. van Hal als
lid der commissie aan de beurt van aftreding, en
werd, aangezien genoemde beer als lid van den gemeen
teraad zitting heeft, bij uw besluit van 18 December
j. 1. als zoodanig herbenoemd.
Eu hiermede zoude de commissie wederom voltal
lig zijn, ware liet niet dat aan den heer G. Lamers,
bij uw besluit van 14 Augustus 1897 op de meest
eervolle wijze ontslag werd verleend als haren secre
taris. Wij eerbiedigen de redenen, die tot dit eervol
ontslag leidden, maar kunnen ons niet ontveinzen,
dat het ons leed deed den man te zien heengaan,
die zooveel heeft bijgedragen tot de oprichting van