419 Ed. 11. A. GUL JÉ, voorzitter. C. M. W. STE1NS-B1SSCHOP, lossingen ook hooger is met minder kapitaal dan in 1896. Die meerdere lossingen hebben tot gevolg, dat minder panden verk ocht zijn dan het vorige jaar, zoodat daaruit voortvloeit, dat de verliezen over 1897 ook minder zijn dan in 1896. Niet alleen is de waarde-vermindering te bespeuren bij de manufacturen, enzdoch de daling der zilverprijzen houdt stand, waardoor die voorwerpen ook zeer veel verminderd zijn. Voortdurend wordt dan ook, in verband met het hierboven aangevoerde, de noodige voorzichtigheid bij het beleenen in acht genomen, zoodat meermalen panden geweigerd worden als niet beleenbaar. De rente-standaard is bij koninklijk besluit van den 24. De cember 1896, n°. 49, voor den tijd van drie jaren, d. i. van den 1. April 1897 tot den 1. April 1900. behouden op twaalf ten honderd van alle beleende panden. De gemeente heeft aan de bank een crediet verleend van f 25 000,onder bepaling, dat de eventueele winst aan de gemeente zal worden uitgekeerd tot een maximum van 4 van het opgenomen kapitaal. (Zie raadsbesluit van 23 April 1887), De instelling staat onder beheer eener commissie van vier leden, door den gemeenteraad te benoemen en voorgezeten door den heer burgemeester. Deze commissie was op 31 December 1897 samengesteld uit de volgende heeren: H. H. VAN MIERE O, leden. mr. H. R. VAN MAASDIJK, mr. W. INGENHOUSZ, lid en secretaris. leden. Directeur der bank is: A. J. B. STAP. De verdere beambten zijn: J. A. BESIER, secretaris-schatter. J. J. TIIILLIER, pandbewaarder.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 449