432 lecteeren door instellingen van weldadigheid in andere ge meenten dan die harer vestiging, hadden den minister van binnenlandsche zaken aanleiding gegeven aan de gedeputeerde staten een rondschrijven te richten. (Zie prov. bijbl. n". 84 van 1897), waaraan wij het volgende ontleenen: «Gelijk bij koninklijk besluit is beslist, laat art. 13 van de «wet op het armbestuur niet toe, dat een gemeentebestuur als ^beginsel aanneemt, het houden van collecten door elders «gevestigde liefdadige instellingen te beletten. Dat artikel geeft «evenwel de gelegenheid zoodanige collecten te stuiten, wanneer «daartegen gegronde bezwaren rijzen, ontleend aan den aard «der instelling, aan het gemis van waarborgen omtrent de be- «trouwbaarheid der personen die voor haar optreden, aan het «ongelegen tijdstip der voorgenomen inzameling, aan verge- «lijking van het nut der inzameling met de schade, welke zij «aan plaatselijke instellingen van weldadigheid zouden kunnen «berokkenen, of aan andere in ieder bijzonder geval te beoor- «deelen omstandigheden.!! Met het bovenstaande houdt verband het latere koninklijk besluit van den 24. Augustus '1897, St.bl. n°. 196, tot onge- grondverklaring van het beroep, ingesteld door de vereeniging tot ondersteuning van weduwen te Amsterdamtegen de stuiting eener collecte dooi' bet gemeentebestuur van Haarlem. Na vermelding der gronden van stuiting door burgemeester en wethouders van Haarlem aangevoerd, wordt overwogen «dat art. 13 de bevoegdheid tot stuiting eener te houden «collecte opdraagt aan het gemeentebestuur, zonder vermelding «van de omstandigheden, die daartoe kunnen doen besluiten «en dat dus die stuiting mag plaats vinden op grond van «verschillende omstandigheden, waarvan de beoordeeling is «overgelaten aan het gemeentebestuur, behoudens nadere beoor- «deeling door Ons in geval van liooger beroep; «dat uit de hiervoren vermelde, door het gemeentebestuur van Dllaarlem als redenen voor de stuiting aangevoerde omstan- «digheden, blijkt dat de tijd, waarop de voorgenomen collecte «zou worden gehouden, voor het belang der plaatselijke lief-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 462