66
Wel waren al deze stukken vóór het einde van December
gereed, doch zij bereikten niet meer uwe vergadering, zoo
dat eerst in ons volgend verslag het verder verloop der zaak
kan worden beschreven.
3 April 1897.
Ingekomen waren twee adressen, als:
a. van het bestuur van den Nederlandschen aannemers-
bond, waarbij, onder aanbieding van een afdruk van
een aan de tweede kamer der S. G. gericht adres,
werd verzocht bij mogelijke geschillen, uit aanneming-
van werk voortspruitende, in alle gevallen arbitrage
toe te passen; en
b. van de vereeniging van Nederlandsche steenfabri
kanten, van gelijke strekking als het adres onder a
genoemd.
Bij overlegging dier adressen aan uwe vergadering, deden
wij deze vergezeld gaan van een schrijven van ons college,
waarbij werd te kennen gegeven, dat bij de bestedingen van
gemeentewerken alhier in de laatste jaren van toepassing
waren verklaard de algemeene voorschriften voor de uit
voering en het onderhoud van werken onder beheer van het
departement van waterstaat, handel en nijverheid, laatstelijk
vastgesteld bij 'besluit van den betrokken minister van 12
December 1895, en welke voorschriften de gevallen regelen,
waarin arbitrage wordt toegelaten, en het ons gevoelen was,
dat door de bovengenoemde algemeene voorschriften op de
gemeentewerken toe te passen, in voldoende mate met de
belangen van de aannemers rekening was gehouden, en dat,
als verder gegaan werd, er gevaar bestond, dat in aanleg
zijnde werken vertraagd of gestaakt zouden worden, waaruit
in vele gevallen voor beide partijen belangrijke schade kon
voortvloeien en waardoor vooral minder deugdelijk werk zou
worden voortgebracht.
De heer Lijdsman maakte de opmerking, dat volgens de
bedoelde, algemeene voorschriften alleen de uitvoering en het
onderhoud der werken voor arbitrage vatbaar zijn, niet de
levering van materialen.
XV. Adressen
tottoèpassing
van arbitrage
bij geschillen,
uit aanne
ming van
bouwwerken
voortsprui
tende.