63
enz. via Turn-nemens waren om van Breda langs de gemeente Ginneken, Ulven-
hout tot Ant
werpen. hout, Chaam, Alphen. Baai\e-Nassau, Baerle-Hertog, Merxplas via
Turnhout tot Antwerpen en terug een gastram aan te leggen en in
exploitatie te brengen voor het vervoer van passagiers en goederen,
met verzoek hun daartoe, voor zooveel het grondgebied dezer ge
meente betrof, voorloopige concessie te willen verleenen.
De voorzitter wees er op, dat het adres in zeer vage bewoordingen
vervat was, zonder bijvoeging van eenige teekeningen, en gaf in over
weging het te verzenden aan burgemeester en wethouders om prae-
advies, nadat door dit college daaromtrent nadere inlichtingen zou
den zijn ingewonnen, waartoe besloten werd.
Door ons werd daarop gevraagd al datgene wat wij noodig had
den om U een behoorlijk voorstel te kunnen doen, doch toelichtende
stukken werden niet ontvangen.
Het duurde tot Augustus 1898 eer er eenig licht kwam.
In uwe vergadering toch van den 27en dier maand werd gelezen
een adres van de heeren D. Bos en F. van den Assem, vroeger te
Amsterdam, thans te Ginneken wonende, waarbij verzocht werd de
door hen aangevraagde concessie tot aanleg en exploitatie van een
gastram van Breda naar Baarle-Nassau als niet gedaan te willen be
schouwen, terwijl tezelfder tijd een adres ter tafel werd gebracht van
de naamlooze vennootschap „Eerste Nederlandsche gastractie-
maatschappij," gevestigd te Amsterdam, concessie verzoekende tot
het aanleggen en in exploitatie brengen van een gasmotortramlijn
van Ginneken tot aan het station Baarle-Nassau, voor zoover daarbij
de wegen dezer gemeente betrokken waren.
Was het eerstgenoemd adres aangenomen voor kennisgeving, om
trent het tweede gaf de voorzitter te kennen, dat bij deze aanvrage
het grondgebied van Breda niet betrokken was en de weg, waarover
de tramlijn zou worden aangelegd, in beheer was bij de gemeente
Ginneken, al werd door de gemeente Breda in de onderhoudskosten
van dien weg bijgedragen. Spreker gaf mitsdien in overweging aan
adressanten mede te deelen, dat de raad bereid was tot het verlee
nen der gevraagde concessie mede te werken, waartoe besloten werd.
Iets naders werd omtrent deze zaak in 1898 niet vernomen.