TO 16 Februari 1898. XV. Toevoeging XTit een schrijven van de commissie van beheer der stads-apotheek van bevoegde hulp aan den bi eek U, dat de meer en meer in omvang toenemende werkzaamhe- gemeente- cjen jn stads-apotheek bevoegde hulp noodig maakten, waarvoor werd verzocht eene jaarlijksche verhooging van f 600 op de begroo ting van uitgaven toe te staan. Onzerzijds bestond daartegen geen bedenking, hetgeen wij U te- zelfder tijd mededeelden, met voorstel in de meerdere uitgaaf te voorzien uit den post van onvoorziene uitgaven, dienst 1898, welk voorstel werd goegekeurd. 16 Februari 1898. Overname In uwe bovengenoemde vergadering kwam een verzoekschrift in van het ge- vau \y van Boxsel, strekkende te voorzien in eene verbeterde afwa- aeelte Rijks weg Bredatering van het gedeelte rijksweg i. m. aangeduid. de°erdj}e °se- Door U werd op dit adres ons prae-advies verlangd, dat wij U meente Breda, kennen in uwe zitting van den 2. Juli 1898 en luidde als volgt „In uwe zitting van den 16. Februari 1898 kwam ter tafel een „adres van W. van Boxsel, aannemer en herbergier te Breda, daarbij „verzoekende te voorzien in de verbetering der afwatering van een „gedeelte rijksweg vóór zijne woning. „Reeds geruimen tijd te voren maakte dit onderwerp een punt „van gedachtenwisseling uit met het hooger gezag, zooals U blijken „zal uit de brieven, die wij de eer hebben hierbij over te leggen. „Was er onzerzijds geen bezwaar U voor te stellen het bedoelde „gedeelte rijksweg in eigendom, onderhoud en beheer over te nemen, „onze wensch daarbij was, dat aan de gemeente Breda eene billijke „vergoeding voor onderhoudskosten zou worden toegekend. „Daartoe echter betoonde de minister van waterstaat, handel en „nijverheid zich niet genegen mede te werken. „De gewraakte toestand ter voorbedoelde plaatse bleef inmiddels „onveranderd bestaan. „De heer commissaris der Koningin in Noord-Brabant heeft ons „thans aanbevolen Uwe medewerking te verzoeken om de zaak tot apotheker. XVI.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 117