85 „dat de beschoeiing moet worden gebouwd van eiken- of gecreó- „soteerd dennenhout onder toezicht van den gemeente-architect en „dat het inkorten van het trottoir van wege het gemeentebestuur, „ten koste van den adressant, zal plaats hebben." Overeenkomstig dit ons advies werd door U besloten. 3 Juni 1898. XXVII. Verzoek tot 'le^ verzoek i. m. genoemd werd door U het prae-advies ver- wijziging van langd van de commissie voor de strafverordeningen. art. 26 dor al- gemeene poli- Deze voldeed aan de haar gedane opdracht, in uwe zitting van tieverordemngjujj 1898, en adviseerde, bij monde van den lieer Mr. W. Ingen-Housz, als rapporteur, als volgt „Bij besluit van uwen raad, dd. 3Juli 1898, werd een request van „den heer C. L. S. alhier, houdende verzoek art. 26 der algemesne „politie-verordening te wijzigen, in handen onzer commissie gesteld, „ten einde daarop te dienen van advies. „Aan deze opdracht voldoende, heeft de commissie de zaak ampel „en breed besproken en het al dan niet wenschelijke der wijziging „ernstig overwogen. „De leden waren eenstemmig van oordeel dat wijziging van ge- „meld artikel niet wenschelijk is en wel op de navolgende gronden „Het artikel in kwestie houdt preventieve maatregelen in, maat regelen om te voorkomen dat de veiligheid van personen in gevaar „worde gebracht. Wordt nu aan het verzoek van den requestrant „voldaan en aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gege- „ven om honden, door hen gevaarlijk geacht, ook op den openbaren „weg toe te laten, hetzij aan een touw, ketting of riem, hetzij alleen „voorzien van een muilkorf, dan zoude naar de meening onzer com- „missie de preventieve werking, die-van de bepaling verwacht wordt, „niet tot haar recht komen. Zijn die honden alleen voorzien van een „muilkorf of vastgehouden aan een touw, ketting of riem, dan zoude „het gevaar in geenen deele worden weggenomen, omdat de hebbe lijkheid van den hond om aan te vallen (op personen aan te vlie den) allernauwst verwant is en mitsdien ook meestal samengaat met „die om te bijten en omgekeerd. Daarbij komt dat de gevraagde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 132