87
XXIX.
„Door familie-omstandigheden schijnt adressant verhinderd ge
worden te zijn het bedoelde gebouw te stichten, terwijl het ons voor-
„komt, met het oog op den afvoer van faecaliën en meststoffen, dat
„het alsnog in het algemeen belang wenschelijk moet worden ge-
„acht, dat bedoeld perceel, als eigendom, niet wordt gescheiden van
„de daarachter liggende hovenierderij.
„Op bovenstaande gronden geven wij U in overweging den ter-
„mijn, omschreven onder letter a van art. 2 van het contract, met
„één jaar, alzoo tot den 14. April 1899, te verlengen."
Onze zienswijze werd geheel door U gedeeld, zoodat dienovereen
komstig door U besloten werd.
3 Juni 1898.
Weder-aan- In uwe bovengenoemde vergadering kwam een schrijven ter tafel
vrage van
provinciale van de commissie voor de ambachtsschool, waarbij, onder overleg-
behoeve der S'nS van het jaarverslag over 1897 en met specifieke aanduiding van
ambachta- de ontvangsten en uitgaven ten behoeve dier inrichting over 1897,
gewezen werd op het nadeelig slot der rekening ten bedrage van
f 1137.29; met verzoek tot dit bedrag, op grond van het besluit van
de provinciale staten van Noord-Brabant van 21 Juli 1897, eene
provinciale subsidie aan te vragen.
De heer Rombouts maakte de opmerking, dat het voor de am
bachtsschool benoodigde gas en water niet was in rekening gebracht
en daardoor de gemeente zekere inkomsten ten voordeel© der provin
cie derfde.
De voorzitter gaf daarop ten antwoord, dat het vorig jaar bij de
aanvrage om subsidie er op gewezen was, dat bedoelde kosten ten
laste der gemeente bleven en daarmede bij de bepaling der subsidie
rekening was gehouden.
Nadat de heer R., op de desbetreffende vraag des voorzitters, ver
klaard had van het door hem gesprokene geen voorstel te zullen ma
ken, doch enkel op het feit de aandacht te hebben willen vestigen,
werd besloten de aangeduide subsidie over 1897 aan te vragen. Deze
aanvrage had een gunstig gevolg, blijkens het schrijven van gedepu
teerde staten, U medegedeeld in uwe zitting van 27 Augustus 1898.