100 meentet-archivaris was ter hand gesteld en aan den schenker een brief van dankbetuiging toegezonden. 27 Augustus 1898. ■yy T Verzoek van Uwe bovengenoemde vergadering kwam een adres ter tafel van de Bredasche ,je heeren G. Soeter, te Breda, en G. M. C. Nieraad, te Arnhem, maatschappij handelende in hunne hoedanigheid van directeuren der Bredasche om gas en bouwgrond-maatschappij, verzoekende om ten behoeve der woningen, water buiten - n x de gemeente, welke gesticht zullen worden aan den verbindingsweg tusschen de Wilhelminastraat en het Mastbosch door gemelde maatschappij aan gelegd, het benoodigde gas en water van gemeentewege en onder na der overeen te komen voorwaarden beschikbaar te willen stellen. Daarop het prae-advies verlangd zijnde van burgemeester en wet houders en de commissie van bijstand 'n het beheer der gasfabriek en waterleiding, dv.den wij U in Uwe zitting van 15 October 1898 kennen het volgende „Door Uwe vergadering werd bij besluit van den 27<>n Augustus „1898 ter fine van prae-advies in onze handen gesteld het hierboven „omschreven adres van directeuren der Bredasche bouwgrondmaat- „schappij. „In twee opeenvolgende vergaderingen van burgemeester en wet houders met de commissie van bijstand ad hoc is dit onderwerp „met nauwgezetheid overwogen. Overeenstemming van gevoelen kon „echter niet worden verkregen. Ten slotte werd overgegaan tot stem- „ming, waarvan de uitslag was, dat vier stemmen tegen en drie vóór „een gunstig prae-advies waren. „Liever dan U in 't kort de gronden te doen kennen, waarop ons „prae-advies, strekkende tot afwijzing van het verzoek, steunt, wen- „schen wij U vertrouwelijk onze beraadslagingen met het voor en „tegen aangevoerde te doen kennen, waartoe wij hierbij in afschrift „overleggen de uitvoerige notulen, welke van bovenbedoelde twee „vergaderingen zijn gehouden. „Het doel, dat wij daarmede beoogen is, om U zooveel mogelijk „voor te lichten in eene aangelegenheid, welke verre van gewicht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 147