102
Bij de beschouwingen over dit onderwerp drongen zich twee za
ken naar den voorgrondhet algemeen belang en de zuiver finan-
cieele quaestie.
Eenige leden verklaarden, dat zij door de kennisneming van het
vertrouwelijke stuk, dat voor de leden van den raad ter lezing heeft
gelegen, tot de overtuiging gekomen zijn, dat de financieele quaestie
eigenlijk geen quaestie is, omdat door levering van gas en water, ten
behoeve der door de koopers van grond aan den nieuwen boulevard
te stichten gebouwen, in ieder geval geldelijk voordeel behaald zal
worden.
Bij eene levering toch van 100 000 M3. gas zal de winst f 3 a 4000
's jaars bedragen, zonder dat van eene vergrooting der fabriek sprake
behoeft te zijnen mocht de te leveren hoeveelheid zoodanig stijgen,
dat tot die vergrooting moet worden overgegaan, dan zal het bewijs
geleverd zijn, dat het daarvoor benoodigde kapitaal dubbel en dwars
zijn rente kan opbrengen.
En wat het water betreftwij hebben een zeer dure waterleiding,
die nog steeds met verlies wordt geëxploiteerd. Nu is, volgens den
heer Schotel, de capaciteit voldoende, om, behalve Breda, ook de
aangrenzende gemeenten van water te voorzien. Zonder éénig gevaar
kunnen wij dus het afzetgebied aanmerkelijk uitbreiden. Iedere M3.,
dien wij aan de bewoners van den nieuwen boulevard leveren, zal
zuivere winst zijn, daar het wel vanzelf spreekt, dat alle kosten van
aanleg, zoowel voor water als voor gas, gedragen zullen moeten wor
den door de requestrante.
Andere leden konden zich met deze beschouwingen niet vereeni
gen en wel op de volgende gronden
1. Dat de gemeente optreedt als fabrikante van gas en leveran
cierster van water daar waar de krachten der ingezetenen te kort
schieten, achtte men billijk, ja noodzakelijk. Maar men meende, dat
het niet op den weg eener gemeente ligt, om op te treden als ver
koopster van gas en water a.an niet-ingezetenen.
2. Door aan de bewoners der buitengemeenten, die toch reeds
zooveel voordeden genieten door de onmiddellijke nabijheid van