116 het zoo kort gestelde tijdsbestek het lijvige dossier, tot de onderwerpelijke zaak betrekking hebbende, door te werken en zich daarover een oordeel te vormen. De heer Sassen, deelende het bezwaar door den heer Rombouts geopperd, verklaarde een voorstel tot beperking der aan te gane ver bintenis gaarne te zullen ondersteunen. Dit punt leidde tot eenige discussie, waaraan deelnamen de hee- ren Van Hal (die te kennen gaf dat door de provincie een termijn was gesteld), Mr. Ingen-Housz, Mr. Reigersman, Teychiné, Rom bouts, Witsenborg, Sassen, Staal en de voorzitter, die ten slotte voor stelde, de conclusie van het rapport aan te nemen, doch onder uit drukkelijk beding, dat uiterlijk 1 Januari 190Jf met de werkzaam heden een aanvang zal moeten gemaakt zijn, welk voorstel, in stem ming gebracht, werd aangenomen met 13 tegen 2 stemmen. De heer Rombouts had zich van medestemmen onthouden. Even vóór de stemming verklaarde de heer Van Dongen, dat hij in December 1890 behoord had tot hen, die tegen het toen gevallen besluit stemden, hoewel zijne bezwaren toen niet golden het project zelf maar wel het bedrag van f 100000.-dat de gemeente zou moeten verstrekkenmaar nu hem gebleken was dat het kanaal zóó belangrijk was voor de gemeente, kon hij zich met het voorstel ver eenigen, mits de voorwaarden sub 4 en 5 zouden blijven gehandhaafd worden. 17 September 1898. XLV. Gratificatie aan De betrekking van gemeente-omroeper is eene onbezoldigde n.l. den gemeente-voor wat wordt omgeroepen ten dienste van de gemeente Wordt omroeper ti; 40-jarigen echter zoodanige dienst bewezen aan particulieren, dan zijn dezen dienst. ]lem daarvoor eene billijke vergoeding verschuldigd. De tegenwoordige functionaris, M. de Glas, vervulde in 1898 die betrekking gedurende het tijdsverloop van 40 jaren, wat hem aanlei ding gaf eene gratificatie te verzoeken. Ons prae-advies dienaangaande verlangd zijnde, deden wij U in Uwe zitting van den 15. October 1898 do motieven kennen, welke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 163