122
In het rapport der afdeelingen tot onderzoek der begrooting werd
daaromtrent het volgende vermeld
„Algemeen was men in eene afdeeling van oordeel, dat het terrein
„der voormalige mestvaalt, wegens zijne omgeving, ten eenenmale
„ongeschikt is voor kinderspeelplaats.
„Uit vrees dat het terrein bij gemis aan bestemming, in strijd met
„de eischen der hygiene feitelijk toch weer als mestvaalt zon worden
„gebezigd, waren meerdere leden van oordeel dat het terrein onver-
„wijld moest worden verkocht met de verplichting voor de koopers
„om het ten spoedigste te bebouwen."
Wij antwoordden daarop het volgende
„Burgemeester en wethouders beoogen niet ter plaatse een speel-
tuin aan te leggen, maar enkel de open ruimte te bestemmen als een
„speelplaats, inzonderheid voor de aldaar en in de omgeving wonende
„jeugd, aan hoedanige openbare speelplaatsen in deze gemeente be
hoefte is, ook ter beteugeling van het plegen van baldadigheid langs
„de wegen. Zij deelen niet de vrees, in eene der afdeelingen uitge
sproken, dat deze speelplaats feitelijk als mestvaalt zal worden ge
bezigd. De ondervinding heeft nog niets hieromtrent geleerd en
„daarom geven burgemeester en wethouders in overweging, vooreerst
„bij wijze van proef, aan het vrijkomende terrein de door hen voor
gestelde bestemming te geven.
„Mislukt die proef, welke kan beperkt worden b.v. tot één jaar,
„dan nog kan onverwijld tot verkoop van den grond worden overge-
„gaan."
De heer Slechtriem verklaarde te zijn niet tegen een eventueelen
verkoop van den grond, maar wel tegen het plan dien grond tot kin
derspeelplaats in te richten. In afwachting van de daaromtrent te
nemen beslissing, beval spreker aan, inmiddels den grond aan ver
zoeker voort te huren.
De heer Staal vereenigde zich met deze beschouwingen en stelde
voor het terrein opnieuw voor een termijn van zes jaren aan C. Veld
kamp te verhuren, met verhooging evenwel van de huursom van
f 30.of f 50.per jaar.