138
En nu mijn arbeid dit jaar verricht.
Steeds voortwerkende volgens het plan, dat ik mij vóór eenige
jaren vormde, heb ik een zoo volledig mogelijken inventaris van
de verschillende registers, bevattende ,,de acten Magistrael",
bijna gereed. Hierna zullen de registers van missieven worden
behandeld. Mijn plan is van deze registers uitvoerige regesten
te maken, gelijk ik die reeds ten deele gemaakt heb van de ver
schillende recueils, die zooveel merkwaardigs bevatten. Hoe
nuttig dit werk is, mocht mij tot mijn genoegen herhaaldelijk
blijken, waar ik tengevolge van dezen arbeid op vragen mij ge
daan met geringe moeite aanstonds het gevraagde antwoord kon
geven. Die arbeid is tijdroovend en zal van langen duur zijn,
maar het resultaat zal moeite en inspanning ruimschoots be-
loonen. Eenmaal moet het zoover zijn gebracht, door mij zoo ik
hoop, óf door mijnen eventueelen opvolger, indien hij volgens
mijn plan voortwerkt, dat naar geen zaak of persoon, waarom
trent in ons archief nasporingen kunnen worden gedaan, zal
kunnen worden gevraagd, of de vereischte inlichtingen zullen
binnen korten tijd kunnen gegeven worden.
Een zeer geschikt middel ook, om dat doel te helpen bereiken,
is, naar mij met den dag al meer blijkt, de uitgave mijner
„Bredaniana". Reeds velen heb ik daarmede goede diensten be
wezen, gelijk van hier en van elders, zoowel mondeling als
schriftelijk, onomwonden mij verklaard is. Zij zijn reeds tot
CLXIII gevorderd, en in de nummers sedert mijne laatste op
gave verschenen is veel behandeld, dat voor de geschiedenis in
't algemeen en ook voor die onzer stad van belang schijnt te
zijn, getuige het door enkele personen mij gedane verzoek, nader
inzage van dezen arbeid te mogen hebben tot hulp en steun van
hun werk.
Gedurende dit jaar heb ik aan velen, die zich persoonlijk óf
per brief tot mij wendden, de gewenschte inlichtingen kunnen