149 De eerste som, bedoeld bij art. 2, §2, der wet is vastgesteld op f 25813.75 Het totaal, bedoeld in liet voorlaatste lid van art, 2, 3, der wet is vastgesteld op .f 169 744.42| Afde eerste som- 25 813.75 Verschilt volgens liet voorlaatste lid van art. 2, 3, der wetf 143 930,67| Volgens het laatste lid van art. 2 3, der wet bedraagt mitsdien de tweede som 133750.— X 143930.675 789934.53 2437°-°3 f 50183.78 De bevolking op 1 Januari 1896 bestond uit 24651 inwoners, zoodat het volgens art. 1 der wet voor iederen inwoner uit te keeren bedrag is f 50183.78 2 035 24651 y

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 196