153 Krachtens art. 4 van het heffingsbesluit van den 13. Novem ber 1897, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 22. Maart 1898, No. 12, wordt van het bedrag van eiken post, voor noodzakelijk levensonderhoud, als onbelastbaar inkomen afge trokken, en dus vrijgesteld van belasting, een bedrag van f 400. Forensen. Ten aanzien der belastingplichtigheid van uitwonende officie ren, garnizoen houdende te Breda, deden wij u, als ons gevoelen, het volgende kennen De wet onderscheidt in 4° van art. 245 twee gevallen. Het eene is positief, en heeft betrekking op hen, die in eene gemeente op meer dan 90 dagen aanwezig zijn o. a. tot vervulling eener dienst betrekking het tweede is negatief, en betreft hen, die ter waar neming eener openbare betrekking ergens slechts tijdelijk ver toeven. Waar de wetgever uitdrukkelijk twee analoge gevallen on derscheidt, heeft hij aangenomen dat er twee verschillende ge vallen bestaan. Dit vooropstellende, is onze meening ter quaestieuze zake dezeOp de te Breda in garnizoen zijnde officieren, die in den omtrek der gemeente wonen, zijn de woorden „tijdelijk vertoe venniet van toepassing. Immers deze officieren, al oefenen zij niet dag en nacht hun' dienst uit in hunne garnizoensplaats, zijn voortdurend in ambts dienst, zijn voortdurend aan die plaats verbonden. Elk oogen- blik van den dag of van den nacht kunnen zij tot vervulling hunner dienstbetrekking aldaar worden opgeroepen. Bijgevolg als zij daar hun' dienst verrichten, is daarbij van „tijdelijk ver toeven", in den zin van toevallig of kortstondig verblijf, geen sprake.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 200