VERSLAG van de commissie voor de am
bachtsschool te Breda over 1898.
394
De toestand der ambachtsschool in 1898 wordt omschreven in
het volgende
Op ons rust wederom de zeer aangename taak, ingevolge art. 7
der verordening van de ambachtsschool te Breda, opgericht inge
volge testamentaire beschikking van wijlen dr. L. F. W. van Cooth,
U een verslag aan te bieden over hetgeen in het afgeloopen jaar
heeft plaats gehad.
Dit verslag, het dertiende sedert de oprichting der school, kan als
zeer belangrijk genoemd worden, daar het jaar 1898 rijk was aan
gebeurtenissen van verschillenden aard.
Van de commissie.
Beginnen wij met te constateeren, dat in tegenstelling met het
jaar te voren, in de commissie geen verlies te betreuren viel. Alleen
zij vermeld, dat het lid, de heer J. Lijdsman, welke volgens den be-
staanden rooster aan de beurt van aftreding was, bij uw besluit van
30 December 1.1. als zoodanig werd herbenoemd.
Dat de commissie ton gevolge van dien bij elkander bleef, stemt
ons tot blijdschap. Zoo toch blijven de leden op de hoogte van het
steeds meer en meer in den lande populair wordende onderwijs in
het ambacht, en kunnen, daar waar zulks noodig is, alle gewenschte
inlichtingen verschaffen.
Dat uwe commissie nog vele jaren aldus moge werkzaam blijven,
is onze oprechte en welgemeende wenscli.
De commissie bestaat alzoo uit de heeren
E. H. A. Guljé, voorzitter.
J. Lijdsman,
.T. A. J. W. van Hal,
P. J. van Aalst, leden.
W. J. Slechtriem,
Jhr. F. Backer,
L. Nusselein,
G. Lamers, raad-adviseur.
J. J. Harte, secretaris.