396 werkstukken. Wanneer wij U verwijzen naar den in dit verslag voor komenden staat van afgeleverde voorwerpen, welke, liet zij hier an dermaal herinnerd, steeds aan bazen of door hunne tusschenkomst worden afgeleverd, en daarbij U terloops in herinnering brengen de zeer groote uitbreiding die aan de gebouwen is gegeven, wat alles, voor zoo verre het tot de op de school onderwezen vakken behoort, door de leerlingen zeiven is vervaardigd, dan komt het ons voor, dat een warm woord van lof aan velen hunner hier niet misplaatst is. Ten einde de bezoldiging meer evenredig aan de werkzaamhe den te doen zijn, stelden wij voor de traktementen der heeren Buining, leeraar, en Van Zijp, assistent-leer aar in het handteeke- nen, te verhoogen met f 50.en alzoo te brengen resp. op f 700.— en f 250.—. Dat door deze tegemoetkoming het onder wijs gebaat zal zijn, hiervan houden wij ons ten volle overtuigd. Met machtiging van h.h. B. en W. werd evenals vorige jaren, gedurende den zomercursus, een assistent toegevoegd aan den hoofdonderwijzer, belast met het theoretisch vakonderwijs, en werd hiermede wederom belast de heer L. M. A. Slechtriem, werkzaam aan de le openbare school. Door hem werden gedu rende dien tijd 160 lessen gegeven, tegen eene belooning van f 1. pet' les. Ook dit jaar was deze maatregel onvermijdelijk. Het onderwijzend personeel bestond op den len Januari 1899 uit de heeren J. J. Harte, directeur, jaarwedde f 1800.— P. C. Bagchus, onderwijzer in het lijnteekenen en plaatsvervanger van den directeur, jaarw 35 900.— L. C. v. d. Pol, I® onderw. in het timmeren, jaarw. 33 750.— J. M. Smeekens, 2e onderw. in het timmeren, jaarw. 33 750.— M. Backx, onderw. in het meubelmaken, jaarw. 33 750.— J. B. Snelders, onderw. in het smeden, jaarw. 750.— G. M. den Blinden, onderw. in het smeden, jaarw. 750.— H. A. G.Vrensen, onderw. in het schilderen, jaarw. ,3 750.— J. N. T. Buining, leeraar in het handteekenen, jaarw. 700.— W. W. Plasman, hoofdonderw. theor. vakond., jaarw. '3 400.--

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 443