891) heicl van de leden van het dagelijkseh bestuur, van den gemeente raad, der kamer van koophandel en fabrieken, verschillende autori teiten op onderwijsgebied, den inspecteur van den arbeid, de ou ders der leerlingen, de vertegenwoordigers der pers, enz. Getrouw aan de traditie, luisterde ook ditmaal de muziek der ste delijke schutterij de plechtigheid met hare opwekkende tonen op. Alvorens tot het doel der samenkomst, het uitreiken der diploma's over te gaan, sprak de burgemeester, voorzitter der commissie, na de aanwezigen het welkom toegeroepen te hebben, den vertrekken- den ongeveer volgenderwijze, toe „Jongelieden Het is heden voor U een gewichtige dag, een der gewichtigste van uw leven, de dag, waarop gij de schoolbanken verlaat, om, toe gerust met hetgeen gij hier hebt geleerd, uwe intrede in de maat schappij te doen. Ik acht het mij ten plicht, alvorens U het diploma, dat gij hebt verdiend, uit te reiken, U op verschillende zaken te wijzen, voor andere te waarschuwen. Meent niet, dat gij U iets op het hier geleerde moogt laten voor staan, want veel, zeer veel, valt voor U nog te leerener is slechts een goede grond gelegd, waarop gij zelf, met behulp van oudere, in de praktijk ervaren werklieden, zult moeten voortbouwen. Wacht U vooral in dezen veelbewogen tijd, voor slechte raadgevers, voor slecnte makkerseerbiedigt steeds uwe patroons, eerbiedigt uwe ouders, beiden hebt gij noodig, aan beiden zijt gij onderdanigheid verschuldigd. Doet gij dit, dan zult gij eenmaal een sieraad van uwen stand, een sieraad der maatschappij worden en zult gij in uw vol gend leven steeds met dankbaarheid den man gedenken, aan wien gij zooveel verschuldigd zijt, den man die reeds voor jaren uw geluk beoogde, den stichter der ambachtsschool, den edelen dr. van Cooth". Overgaande tot de uitreiking der diploma's en prijzen, bleek dat '15 leerlingen den driejarigen cursus hadden geëindigd, dat drie ver zochten nog een jaar de lessen te mogen volgen en dat aan 42 het diploma kon worden uitgereikt en wel aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 446