495
Tegen de voorwaarden, verbonden aan de krachtens de hin
derwet verleende vergunning aan B, G. J. L. Smagghe, kwam
deze in beroep bij de Koningin.
De uitslag daarvan is vervat in het volgend koninklijk besluit
van den 28 November 1898, X°. 82:
4\ ij ILHELMIXA, bij de gratie Gods,
Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje Nassau, enz. enz. enz.
Beschikkende op het beroep, ingesteld door K. G. .T. L. Smag
ghe, te Breda, tegen het besluit van burgemeester en wethou
ders dier gemeente, dd. 31 Mei 1898, X". 11, waarbij hem voor
waardelijk vergunning is verleend tot oprichting' van een stoom
machine met stoomketel in het perceel Ridderstraat N°. 23 al
daar
Den Baad van State, afdeeling voor de geschillen van be
stuur, gehoord, advies van 4 November 1898, N°. 232;
Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat, Han
del en Nijverheid van 23 November 1898, N°. 182, afd. Arbeid
en Fabriekswezen;
Overwegende, dat genoemde Smagghe bij adres dd. 16 April
1898 aan burgemeester en wethouders van Breda voormelde ver
gunning heeft gevraagd
dat, blijkens het proces-verbaal der krachtens art. 7 der hin
derwet gehouden zitting, tegen het verleenen dier vergunning
schriftelijk bezwaren zijn ingebracht door eigenaren en bewoners
van naburige perceelen, op grond van het brandgevaar, dat bo
venbedoeld perceel als bergplaats van brandgevaarlijke en ont
plofbare stoffen voor de omgeving tlians reeds oplevert, terwijl