VI
TER HERINNERING.
Liever dan nu reeds in 't bijzonder bij dit hoofdmoment der
feestviering stil te staan, wenschen wij van die feestviering zoo-
o
veel mogelijk naar tijdsorde, eene algemeene schets te leveren,
opdat liet gansch en al Ik waard blijve voor de geschiedenis, hoe
Breda op het einde der negentiende eeuw, toegenomen in kracht
en bloei, de traditioneele gevoelens huldigde van innige liefde
voor het beroemde stamhuis van Oranje-Nassau, waarmede Bre
da steeds zoo nauw verbonden was, 11 van trouw en verknocht
heid aan de thans regeerende Koningin.
Unnoodig echter zal het wel geacht worden, als geheel cohe
rent met de feestviering, telkens daarbij te wijzen op de geest
driftvolle jubelkreten, waartoe zoo menig plechtig oogenblik
bijzonder aanleiding gafde ovaties aan de alom ten toon ge
stelde en met bloemen omkranste beeltenis der Koningin, Wier
doorluchtige persoon wij wijzen daarop nog zoo gaarne met
rechtmatigen trots Breda op den 25sten September van het
jaar 1894 het voorrecht had op eigen gebied van oog tot oog te
mogen aanschouwende spontane en daardoor vooral zoo sym
pathieke gevoelsuitingen, uitgedrukt door feestgezangen en ge
juich, alle welke het geheel dooraderden, eindeloos en met
warmte, óók ter dankbare huldiging van de eerbiedwaardige en
onvolprezen Koningin-Moeder.
De commissie uit de ingezetenen, waarvan wij boven spraken,
was samengesteld als volgt:
Eere-comité.
E. H. A. Gul jé, Burgemeester van Breda, voorzitter.
.Tlix*. F. Backer, Directeur der Machinefabriek „Breda".
Ds. I). Beeckman, Predikant der Xed. Herv. gem. te Breda.
H. J. G. Benschop, Gep. (lener.-Maj. der infanterie.