47 j,uw besluit van den 14n Augustus 1897 geleid hebben tot voorziening „op deze wijze in den dienst. „Die motieven zijn vervat in ons prae-advies, dat wij de eer had- „den aan TT over te leggen in uwe vergadering van den 11 den „Augustus 1897. „Wij schreven toen „„Met de benoeming van een keurmeester verkeert de gemeente ,„,in een geheel ongewonen toestand. Zal het abattoir er komen, dan „„komt aan het hoofd daarvan te staan een gediplomeerd veearts, „„wien onderhebbend niet gediplomeerd personeel ten dienste wordt „„gesteld, evenals zulks elders het geval is. „„De eischen, waaraan het hoofd van den veterinairen dienst, „„zooals die dan zal geregeld worden, zal hebben te beantwoorden, „„achten wij niet gering, zoodat hem eene daaraan geëvenredigde „„bezoldiging zal moeten toegelegd worden, maar thans kan die weg „„nog niet worden opgegaan. „„Het behoeft o. i. geen betoog, dat als later eene oproeping voor „„directeur der openbare slachtplaats zal plaats hebben op eene flinke „„jaarwedde, er gediplomeerde veeartsen zich zullen opdoen, die „„thans achterwege blijven. Om die reden is het o. i. in het meest „„welbegrepen belang van de gemeente, dat zij tot het doen eener „„keuze zich thans geheel vrij houde."" „Deze zelfde motieven gelden ook nu nog. „Op den grondslag daarvan hebben wij ons dan ook weder geplaatst „bij het behandelen der vraag, in welken zin wij TJ een voorstel zou- „den doen ter voorziening in den dienst. „Maar ook eene andere overweging heeft daarbij gegolden. „Of al dan niet een abattoir zal worden opgerichtde taak des „keurmeesters schijnt ons voor één persoon op den duur te zwaar, „zoodat, wordt nu een niet-gediplomeerde benoemd, diens positie „toch voor de toekomst gewaarborgd is. „Daardoor trad het doen eener definitieve benoeming op den „voorgrond. „Het kwam er slechts op aan een bekwaam en geschikt persoon te „.vinden, die aan U ter benoeming zoude kunnen worden voorge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 93