I IIL 49 Burgemeester en wethouders zijn van gevoelen, dat eene zorg vuldige voorbereiding van do zaak de daarover te nemen beslissing ,.zal gemakkelijker maken. Niet mag, naar hun inzien, uit het oog „verloren worden, dat het tot stand brengen van een abattoir van „twee zijden moet beschouwd worden, te weten van technische en „van finantieele zijde. „Intusschen kunnen wij den raad verzekeren, dat het verlangde „rapport van het onderzoek, welk laatste is opgedragen aan den „burgemeester en de heeren Dr. Schcffer en Lamers, binnenkort zal „ingediend worden." Uwe vergadering berustte hierin, terwijl het ten einde spoedend jaar het verder verloop der zaak overbracht in een nieuwen tijdkring. BKoopaanvrage In een uitvoerig schrijven werd U in uwe zitting van den 7. Mei van een stukjggg zaav omschreven in ons verslag over 1897, blz. 9396, her gemeente- grond, hoekinnerd, onder mededeeling der motieven die ertoe geleid hadden U Etieuwehaag- dijk en Felle- 111 overweging te geven op de adressen van de neeren Jtsusen en noordstraat. Ocm.es afwijzend te beschikken en in beginsel te besluiten 1°. den grond hoek Nieuwe Haagdijk en Fellenoordstraat on derhands te verkoopen aan Mej. de wed. L. G. Wagelmans, van wie», hangende de beslissing, een verzoek om koop van den grond was ingekomen, en wel zoover de eigendommen van verzoekster strekken, behoudens nadere goedkeuring door uwe vergadering van de daaraan te verbinden voor waarden 2o. den tijd, binnen welken de grond moet bebouwd zijn over eenkomstig een door ons goed te keuren plan, te bepalen op hoogstens tien jaar; 3c>. aan de koopster de verplichting op te leggen, middelerwijl den open grond met een hekwerk af te sluiten van den open baren weg en dien grond als tuin aan te leggen. „Mocht door U" zoo voegden wij daaraan toe„dit besluit „genomen worden, dan zullen wij in staat zijn op vasten grondslag „met do belanghebbende de noodige onderhandelingen aan te knoo- „pen, en zal daarna aan uwe vergadering een uitgewerkt plan ter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 96