52
In uwe vergadering van den 15. Januari 1898 kwamen in:
eerstens een besluit van de Gedeputeerde Staten, waarbij de beslis
sing op liet raadsbesluit van 18 December 1897 tot liet instellen
eener maandelijksche vrije veemarkt verdaagd werden
tweedens adressen van zicli noemende belanghebbenden bij het
tot stand komen van de veemarkt te Breda, verzoekende de op te
richten maandelijksche veemarkt te doen houden op het Kasteel-
plein, en van zich noemende neringdoenden, wonende aan de Leu
venaarstraat, verzoekende de veemarkt in die straat op te richten.
In verband met het voorbedoelde verdagingsbesluit van Gedepu
teerde Staten werd de beslissing op deze adressen aangehouden.
't Goedkeurend besluit van Gedeputeerde Staten werd U overge
legd in uwe zitting van den 29. Januari 1898, waarna tezelfdertijd
weder aan de orde kwam de bepaling van het terrein. Burgemeester
en wethouders bleven te dien aanzien voorstaan de eene zijde van
den Nieuwenhaagdijk, doch ook het Kasteelplein ondervond bescher
ming, totdat na vrij uitvoerige beraadslaging met 14 tegen 5 stem
men het voorstel van burgemeester en wethouders werd aangenomen
cm de markt aan den Nieuwenhaagdijk te vestigen.
De veemarkt werd geopend op Dinsdag 29 Maart 1898, waarbij
Burgemeester en Wethouders tegenwoordig waren, en wordt voorts
gehouden op den laatsten Dinsdag van elke maand.
VI.
Voorstel tot Waren door ons, blijkens het vermeide in ons vorig verslag blz.
vestiging ee-]^02104, de motieven medegedeeld, die geleid hadden tot het doen
ner vrije visch-
markt en op-van het i. m. omschreven voorstel: door U was ter zake het advies
den'"bestaan"verlangd van de Kamer van Koophandel en fabrieken alhier.
den toestand. advies werd U overgelegd in uwe zitting van 16 Februari 1898.
Het gevoelen der Kamer was, dat de vischafslag behoorde behou
den te blijven, behoudens grondige wijziging van den bestaanden
toestand, en zulks vooral uit overweging, dat de vrees bestond, dat
bij afschaffing van den bestaanden vischafslag, de visch te duur zou
worden voor den minderen man.
De Heer Heijlaerts verklaarde zich met dat advies zeer goed te
kunnen vereenigen, doch het werd bestreden, eerstens door den heer