53 Scheltus, die het nut der opheffing betoogende, er op wees, dat de gronden, waarop het voorstel van B. en W. berustte, niet waren weerlegd, en tweedens door den heer Eombouts, die het niet meer van dezen tijd achtte, dat de gemeente zich mengde in den verkoop van levensbehoeften, welke - ok. Na eene vraag van den heer Mr. IngenHousz, wat de oorzaak was, dat de vroegere z. g. vrije riviervischmarkt niet meer bestond, welke vraag door den voorzitter beantwoord werd met de opmerking, dat die markt gehouden wordt in een gedeelte van de overdekte visch- markt, gaf de heer Mr. Bloemarts, onder aanvoering van gronden, in overweging de zaak aan te houden tot eene volgende vergadering, waartoe besloten werd. Zij kwam weder aan de orde in uwe zitting van den 12. Maart 1898. De Heer Mr. IngenHousz wenschte het voorstel andermaal in handen te stellen van de Kamer van Koophandel, met uitnoodiging te willen mededeelen, welke, veranderingen, naar haar oordeel, be hoorden te worden aangebracht, om in het algemeen belang den af slag van visch te kunnen behouden. Do Heer Staal, ofschoon vóór het behoud van den vischafslag, deed een blik werpen in de gebreken, welke de vischmarkt aankleven. De Heer Mr. van Dam adviseerde, om, alvorens nader de tusschen- komst van de Kamer van Koophandel in te roepen, in beginsel uit te maken of al dan niet eene vrije vischmarkt zou worden opgericht. Ten slotte werd overeenkomstig het voorstel van den heer Mr. IngenHousz beslotenvermoedende evenwel de voorzitter, dat het geneesmiddel erger zou zijn dan de kwaal. Opnieuw kwam de zaak in behandeling in uwe zitting van den 2. Juli 1898. Het nader ingekomen advies van de Kamer van Koop handel deden wij vergezeld gaan van het volgend schrijven „Naar aanleiding van uw besluit van den 12. Maart 1898 is een „nader antwoord betrekkelijk de vischmarkt van de Kamer van „Koophandel en fabrieken alhier ingekomen. „Onder overlegging van dat antwoord, gevoelen wij ons genoopt, „U tevens onze meening over de zaak te doen kennen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1898 | | pagina 100