92 draad weder wenschten te zien opgenomen, overheerschend was het gevoelen dat burgemeester en wethouders opnieuw de on derhandelingen moesten aanvangen (die echter verklaarden in dit bijzonder geval daartoe den weg niet te kennen), werd op het denkbeeld van den heer Rombouts niet ingegaan. Daarop werd teruggetreden tot het bovengenoemd voorstel van den heer dhr. Mr. Reigersman, welk voorstel, ten slotte in stem ming gebracht, word aangenomen met 12 tegen 5 stemmen. 20 Mei 1899. XVII. Het ter zijde genoemd verzoek werd gedaan door J E K Verzoek oni ontheffing vanme^ betrekking tot het bouwen van woningen op een perceel ^be'pUin?"' grond> £elegen aan den Nijverheidssingel. nrt^'Vcr 0ns Prae"advies te dier zake verlangd zijnde, deden wij U in verordening, uwe vergadering van den 8. Juli 1899 het volgend schriiven regelende de dj bouwpolitie. geworden „Om prae-advies stelde uwe vergadering bij besluit van 20 Mei 1.1. in onze handen een adres van J. E. K., wonende te Breda, daarbij, onder overlegging van een plan tot het bouwen van 3 beneden- met 4 bovenwoningen en 5 achterwoningen op een perceel, kadastraal bekend gemeente Breda, sectie B, No. 4503, aan den Nijverheidssingel, verzoekende ten aanzien der ach terwoningen vrijstelling van de verbodsbepaling, vervat in de eerste alinea van art. 4 der verordening regelende de bouwpoli tie in deze gemeente, welk artikel is gewijzigd bij raadsbesluit van den 2. November 1895, letter C, No. 2a. Genoemd artikel bepaalt, dat van dergelijke woningen de vóór- zoowel als de achtergevels op geen korteren afstand dan 10 meter van elk gebouw en van elk aan een ander toebehoo- rend onbebouwd perceel, mogen worden afgetrokken. De laatste alinea van dat artikel bepaalt evenwel, dat de gemeenteraad van genoemde verbodsbepaling vrijstelling kan verleenen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1899 | | pagina 120