100 hier eene öoode letter geweest warenonder hijvoeging dat twintig van de niet toegelatenen bezochten eene bijzondere school. Dit schrijven in onze handen gesteld zijnde om praeadvies, deden wij U in uwe vergadering van den 29. Juli 1899 kennis maken niet den werkelijken toestand, omschreven in een brief, die luidde als volgt „Ter fine van praeadvies enz. Een door ons ingediend onderzoek verschafte ons de volgen de wetenschap a. dat in de achtklassige school van den heer De Die niet al leen alle kinderen konden geplaatst worden, maar er zelfs in de lagere klassen 16 en in de drie hoogste klassen 36 plaatsen onbezet waren b. dat van de 43 (niet 44) kinderen, die in de school van den heer Clerx niet konden geplaatst worden, 39 (niet 20), hetzij bereids op de openbare scholen voor kosteloos on derwijs geplaatst zijn, of op bijzondere scholen onderwijs on t van gen e. dat 38 kinderen kosteloos openbaar onderwijs ontvangen, wier ouders thans in staat moeten geacht worden zeiven het schoolgeld te betalen, of wel zich buiten de gemeen te gevestigd hebben. De toestand lijkt ons derhalve niet zoo schril, als die door den heer districts-schoolopziener is voorgesteld. Intusschen, waar de bevolking steeds toeneemt en de aan vragen om openbaar onderwijs niet kunnen teruggewezen wor den met de belanghebbenden te verwijzen naar de verschillen de scholen voor bijzonder onderwijs, hebben wij de eer U in overweging te geven aan gedeputeerde staten voornoemd te berichten, dat op de begrooting voor den dienst van 1900 eene som zal worden uitgetrokken tot het bouwen eener derde school voor kosteloos openbaar onderwijs in deze gemeente."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1899 | | pagina 128