108
§tuk IV, art. 6 der gemeentebegrooting van bet loopende
dienstjaar met een bedrag van f 1000,te verlioogen."
De beer Teychiné zag, liever dan verbouwing, in den gevel
eene winkelpui gemaakt, terwijl de beer Lijdsnian liandbaving
van den bestaanden toestand voorstond.
De beer Heijlaerts acbtte bet gebouw voor winkelbuis onge
schikt, terwijl de heer Mr. Bloemarts meende, dat bet niet lag
op den weg der gemeente, om tot eene verbouwing over te
gaan, wanneer daarbij geen enkel belang betrokken is. Laatst
genoemde spreker stelde voor, afwijzend op bet adres te be
schikken.
De beer Sassen wenscbte de reden te vernemen, waarom bur
gemeester en wethouders zich in deze van praeadvies onthiel
den, waarop de voorzitter antwoordde, dat, bij verschil van
meening, bet college van dagelijksch bestuur gemeend had de
beslissing geheel aan bet oordeel van den raad te moeten over
laten.
De heer Van Hal kon de reden niet inzien, waarom de ge
meente niet aan bet verzoek zou kunnen gevolg geven, waar
adressante de dupe is van eene behoorlijke toepassing van de
voorschriften der arbeidswet, steeds geregeld bare huurpen
ningen betaalde en bereid was, door het betalen eener boogere
buursom, ruimschoots de rente te vergoeden van bet kapitaal,
benoodigd voor de verbouwing.
Het voorstel van den beer Mr. Bloemarts, tot afwijzende be
schikking op bet verzoek van adressante, werd ten slotte in
stemming gebracht on aangenomen met 11 tegen 7 stemmen.
In uwe vergadering van den 14. October 1809 kwam daarop
een nader adres van mej. E. ter tafel, waarin zij, bij verbou
wing van bet door baar bewoonde perceel, eene hoogere buur
som aanbood en zich bereid stelde de woning voor een termijn
van 10 jaren in te buren.
IVa eenige beraadslaging werd besloten burgemeester en