115
8
dastraal bekend gemeente Breda, sectie B, No. 4022. Belang
hebbende verzocht daarop uwe vergadering het daartoe strek
kende besluit te vernietigen.
11e heer Mr. Bloemarts betoogde al dadelijk, dat de raad niet
bevoegd was aan het verzoek van adressant te gemoet te ko
men, als behoorende het verleenen van dispensatie tot de com
petentie van burgemeester en wethouders, en stelde mitsdien
voor ten aanzien van het bedoelde adres over te gaan tot de or
de van den dag.
De heer Slechtriem, ofschoon de juistheid van het betoog
van den heer Bloemarts gaarne erkennende, wenschte toch
burgemeester en wethouders in overweging te geven, alsnog op
hun besluit terug te komen, met het oog op de omstandigheid,
dat de verbouwing, uit een hygiënisch oogpunt beschouwd,
zeer zou strekken in het belang van de bewoners.
1 erdere beraadslagingen hadden niet plaats.
Besloten werd overeenkomstig het voormelde voorstel van
den heer Bloemarts.
23 September 1899.
XXXVI. "Was den verzoeker, bij uw besluit van den 15. October 1898,
blader verzoek
van M de ölas.op grond van zijn 40-jarigen diensttijd, voor ééns toegekend
om eene g,».eene gratificatie van honderd gulden, thans verzocht hij we-
"ficat'e. ,jer03:a kem eene gratificatie uit de gemeentekas toe te kennen.
De heer Witsenborg adviseerde om, ondanks het ten vori-
gen jare genomen besluit, den ouden man, die steeds onbe
zoldigde diensten aan de gemeente bewezen heeft, niet met le
dige handen weg te zenden.
De heer Mr. Bloemarts verklaarde principieel geen bezwaar
tegen het toekennen eener gratificatie te hebben, doch achtte
het regelmatiger het adres aan te houden tot bij de behande
ling der genie mte-begrooting, dienst 1900, waartoe spreker
het voorstel deed.