120 „Op Zaterdag 1G September j.l. werd ik reeds vroeg geroepen „in mijne achterbuurt in de Leuvenaarstraat, om getuige te „zijn van de invasie van een heirleger van maden, die tenge volge van de verandering der weersgesteldheid hunne schuil plaats in het beenderhuis van de weduwe Yan Keeken, al- „daar in de nabijheid, hadden verlaten en in den afgeloopen „nacht in de kelders en in de woningen onder de deuren wa pen binnengedrongen, welk hinderlijk bezoek in den daarop „gevolgden nacht zich heeft herhaald ik vond daar een aan- „tal inwoners ijverig bezig met zich van dien last te bevrij- „den. „Buitendien verspreidt zich bij wind uit die bergplaats een „verpestende stank door de gelieele buurteen en ander is „waargenomen door de straatwerkers, die vanwege de gemeen- ,,te aldaar zijn werkzaam geweest en dienaangaande kunnen „getuigenook moeten onderscheidene beambten van politie „dit hebben gezien en waargenomen. „Mij is niet onbekend, dat bij den raad van state en bij den „hoogen raad vruchteloos pogingen zijn aangewend, om die „hindernis uit den weg te ruimen, doch die toestand kan on- „mogelijk zoo voortduren, willen de woningen aldaar bewoon- „baar blijven. „Zooals 17 bekend zal zijn, stond die bergplaats vroeger tegen „den vestingwal in eene schier niet bezochte buurt, doch door „de slechting der vestingwerken is daar een uitgestrekt veld „ledig gekomen en is aldaar de Leuvenaarstraat ontstaan, die „aan beide zijden is volgebouwd met woningen, waarin het „krioelt van jeugdige inwoners, aanstaande burgers van de „komende eeuw, voor wier gezondheid moet worden gezorgd. „Terecht is in de Nieuwe Itotterdamsche Courant (Eerste „blad B) van Zondag 4 September 1898 (waarvan ik een exem plaar hierbijvoeg) opgemerkt, dat de oorzaak van de misluk- „king der hiervoor gemelde pogingen is gelegen in artikel 29

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1899 | | pagina 148