124 leerlingen der openbare scholen voor kosteloos onderwijs gege ven prijzende twee overige leden daarentegen wenschten niet enkel handhaving der bestaande prijsnitdeeling bij de gemeen te, maar daarvoor ook eene uitkeering te doen aan de verzoe kende vereeniging en de schoolbesturen, die zich verder daar toe zouden aanmelden. Nadat de zaak aan de orde was gesteld, gaf de heer Witsen- borg al dadelijk diens instemming te kennen met de conclusie van het rapport der schoolcommissie en stelde tevens eene mo tie voor, waarin, onder aanvoering van motieven, de wensch werd uitgesproken, dat bij Tiet toekennen van premiën uit Tiet legaat-Van Cooth in de spaarbankboekjes de voorwaarde zou worden geschreven, dat het geld niet mocht worden opgevorderd vóór dat de leerling zijne meerderjarigheid zou hebben bereikt of vóór dat tijdstip mocht komen te overlijden. Tot toelichting voegde de voorsteller er bij, dat in de motie enkel de wenschelijkheid werd uitgesproken, omdat aan burge meester en wethouders de uitvoering van het testament van wijlen Dr. van Cooth is opgedragen. De behandeling der voorbedoelde motie werd echter uitge steld tot de volgende vergadering, welke eerst in" 1900 gehou den werd. Daarna ontwikkelden zich uitvoerige beraadslagingen om trent het aan de orde gestelde onderwerp, aan welke beraad slagingen deelnamen de heeren Rombouts, Tbr. Mr. Reigers man, Mr. van Dam, Mr. Bloemarts en Tan Dongen. Getoetst vooral werd het onderwerp aan de wet en breede beschouwingen werden daaraan vastgeknoopt, totdat ten slotte de voorzitter in stemming bracht- 1°. het volgend voorstel van den heer Rombouts De raad der gemeente Breda besluit, met ingang van 1 Januari 1900 aan de besturen of hoofden der bijzon-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1899 | | pagina 152