133
F. Archief en Boekerij.
1. Oud-archief.
Yan den lieer dr. .T. F. Corstens, archivaris, ontvingen wij
liet volgend verslag over 1899
Aan den raad der gemeente Breda.
Het vers van Ovidius, waaraan de eer te henrt viel, dat het
tot een spreekwoord werd, kwam mij onwillekeurig voor den
geest, toen ik mij nederzette om aan TJEd. Achtbaren mijn 7e
verslag uit te brengen.
,,Gutta cavat lapidem, consumitur anulus usu." Ongeveer
7 jaar nu ben ik belast met de zorg voor ons archief en de
stads-boekerij. He taak, die mij werd opgelegd, was inderdaad
vereerend, maar niet minder gewichtig, want meer dan
men oppervlakkig zou oordeelen was daaraan verbonden. Nu
echter, na eenige jaren van arbeid, mag ik met zelfvoldoening
neerzien op de vruchten daarvan, en voel ik mijn kracht tot ver
der werken niet weinig versterkt door het bewustzijn, dat wat
ik deed uwe gewaardeerde goedkeuring mocht ondervinden.
Had ik daarvoor geen andere bewijzen, dan zou dit reeds voor
mij voldoende zijn, dat voor eenigen tijd de onderscheiding mij
te beurt viel, dat uwe vergadering eenparig besloot mij met
eene stoffelijke beloon ine te vereeren.
Het Archief bevindt zich in goeden staat. Met deze woorden
doel ik niet slechts op den materieelen toestand, maar heb ik
vooral het oog op de bruikbaarheid. Een archief moet met niet
te veel moeite te raadplegen zijn; dit heb ik grootendeels be
reikt en tracht ik nog meer te bereiken, door liet maken van
tafels eh indices, en door regesten-lijsten te vervaardigen van ge-