198 Het dempen van slooten. In onze vergadering van den 6. Maart 1899 werd genomen het volgend besluit': „Gezien liet adres van A. Verschuren, hovenier, wonende te „Breda, te kennen gevende, dat hij door aankoop eigenaar is „geworden van het perceel, gemeente 's-Prinsenhage, sectie II „No. 390, aan den weg genaamd „Het Dijkjeen hij dat perceel „gedeeltelijk wil bebouwen met woonhuizen enz., en alzoo ver boekt de sloot vóór zijn perceel te mogen dempen „Overwegende, dat genoemde sloot over de gelieele breedte „deel uitmaakt van den weg, genaamd „Het Dijkjeen alzoo „als eigendom der gemeente Breda moet worden beschouwd en „dat de sloot niet bestemd is voor waterafvoer „Gelet op art. 49b af deeling „Politiezorg" van het reglement „op de openbare wegen en voetpaden in de provincie Noord- „Brabant, vastgesteld bij besluit van de Provinciale Staten van „18 November 1899 „Is besloten aan den adressant vergunning te verleenen de „sloot over de geheele lengte van zijn perceel gemeente Prin- „cenhage, sectie H No. 390, te dempen onder de volgende voor gaarden a. „de sloot mag niet hooger dan de kruin van den weg „het „Dijkje" worden gedempt en moet in verband daarmede „door en ten koste van den adressant de weg over de „lengte van het perceel en over de volle breedte, volgens „aanwijzing van den gemeente-architect worden geëgali seerd k. „vóór dat met het dempen van de sloot wordt aangevan- „gen, moeten op de grensscheiding van het gemeente- „eigendom met het bovengenoemd perceel gemeente „Prinsenhage, sectie H No. 390, door en op kosten van „den adressant worden geplaatst drie eikenhouten palen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1899 | | pagina 226