200
wie, met een door ons te benoemen derde lid, overeenkomstig
art. 56 der verordening regelende de bonwpolitie, bet deskun
dig onderzoek zou kunnen worden opgedragen.
De verdere loop dezer zaak, aangevangen op het einde dts
jaars, zal in ons volgend verslag worden medegedeeld.
Keuring van slachtvee en vleesch.
Van den keurmeester van slachtvee en vleesch ontvingen wij
de volgende mededeelingen
De slagerij werd op 31 December 1800 uitgeoefend door 83
slagers als
46 vleeschliouwers
23 spekslagers
12 vleeschliouwers en spekslagers en
2 paardenslagers (de paardenslagerij werkte niet geregeld
door).
De handel in vleeschwaren werd alhier vertegenwoordigd
door 2 filialen van fijne vleeschwaren, 1 van spekwaren en 4
zaken in buifenlandst'he waren, terwijl in de meeste koloniale
bedrijven verwerkte en gedroogde vleeschwaren werden ver
handeld, gedeeltelijk Geldersclie en alhier bereide.
De toestand der slachtplaatsen is verschillend; de meeste
werden in zindelijken toestand gehouden, zelfs van ettelijke
kan met lof gesproken worden, doch ook moest bij andere aan
houdend op zindelijkheid worden aangedrongen.
Op de werkplaatsen van worstbereiding werd nauwkeurig
toezicht gehouden. Het verwerkte vleesch en de onderdeelen
van vee waren grootendeels afkomstig van alhier geslachte die
ren, alsmede van de militaire slachterij. Al het daarvoor in
gevoerde vleesch werd gekeurd.
De invoer van vleesch bestond in hoofdzaak uit varkens-