gymnasium geweigerd) en 's Gravenhage (wegens plaatsge brek). 1) Tevens bleek, dat de overgroote meerderheid van de directeuren der scholen vóór toelating van vrouwelijke leerlin gen was. In overeenstemming niet het advies van de meerderheid der commissie besloot de gemeenteraad op 21 Januari 1899 tot toe lating van vrouwelijke leerlingen op nader te bepalen voor waarden. Deze voorwaarden worden vastgesteld in de raadszitting van 11 Maart 1899; jongens en meisjes zijn in alle opzichten ge lijk gesteld, behoudens de navolgende bepaling (nieuwe alinea van artikel 8 der verordening op het middelbaar onderwijs) „Wanneer geen genoegzame plaatsen beschikbaar zijn, hebben de jongens den voorrang van toelating boven de meisjes, in welke klasse ookmet de bepaling, dat wanneer jongens in andere gemeenten en meisjes in de gemeente Breda wettelijke woonplaats hebben, die zich aanmelden, laatstgenoemden den voorrang van toelating hebben." lteeds in Maart meldde zich eene vrouwelijke leerling van de eerste hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus te Am sterdam aanna voldoend afgelegd toelatingsexamen werd zij door de commissie toegelaten. 22 Maart kwam de eerste vrou welijke leerling der Bredasche school, Louise Betsij van dei- Spil in de eerste klasse; in Juli d.a.v. werd zij niet een zeer goed testimonium bevorderd tot de tweede klasse. liet samenzijn van jongens en meisjes gaf tot nu toe geen aanleiding tot moeielijklieden. In September 1899 telde de school zes vrouwelijke leerlin gen, allen in de tweede klasse. 8. De alinea, toegevoegd aan artikel 8 der verordening op het 1) Sedert September 1899 zijn. ook in de H. B. school met driejarigen cursus aldaar meisjes toegelaten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1899 | | pagina 384