388
bachtsonderwijs, te kunnen meespreken, moet men er ziek in
werken en onderwijzers en leerlingen van nabij gadeslaan.
Daardoor wordt men doordrongen van bet nut en de strekking
van hetgeen de stichter zich heeft voorgesteld en is men in
staat oordeelvellingen, die, de ondervinding leert het, dikwerf
maar al te lichtvaardig uitgesproken worden, naar hunne juiste
waarde te schatten.
Wij geven U dan ook de verzekering, dat het vertrouwen door
uwen raad hij vernieuwing in beide heeren gesteld, door ons
zeer wordt gewaardeerd en wij hebben de overtuiging dat het
niet anders dan den bloei van ons ambachtsonderwijs kan be
vorderen.
De commissie bestaat alzoo uit de heeren'
E. H. A. Guljé, voorzitter.
L. H. Ausselein,
Jhr, F. Backer,
G. Lamers, raad-adviseur.
J. J. Harte, secretaris.
Geregeld vergaderde zij eens per maand en wel gedurende
de zomermaanden den eersten Donderdag en in de wintermaan
den den eersten Woensdag. Buitengewone vergaderingen wer
den niet gehouden.
't Is de gewoonte dat twee onzer leden beurtelings eene
maand hebben, om schooltoezicht te houden. Van hunne bevin
ding brengen zij op de vergaderingen verslag uit, welke maat
regel eenen gunstigen invloed op den gang der werkzaamheden
uitoefent.
J. Lijdsman,
J. A. J. W. van Hal,
P. J. van Aalst,
W. J. Slechtriem,
leden.