50
IngenHousz, Lijdsman, Jhr. Mr. Reigersman, JYitsenborg, Mr.
Bloemarts, Staal en de voorzitter, waarna ten slotte met 17
stemmen tegen één, overeenkomstig ons voorstel, besloten werd
gunstig op bet adres te beschikken, behoudens dat de betrek
kelijke te maken overeenkomst in de volgende vergadering aan
uwe goedkeuring zou worden onderworpen.
Deze overeenkomst, aangeboden in uwe vergadering van den
14n October 1899 ontmoette geen bedenking meer. (Zie den
tekst der overeenkomst in de raadsnotulen der laatstgenoemde
vergadering.)
II. In aansluiting met het vermelde in ons vorig verslag (blz.
kanaal van dellO116) relateeren wij ter zake in margine genoemd het vol-
Zuid- Willems- j
vaart over ^Gllde
oosterhou" uwe vergadering van den 8. Juli 1899 kwam een schrijven
naar den Amer^er tafel van den voorzitter der commissie uit de staten van
met een zij-
tak naarBredaXooi'd-Brabant voor het sclieepvaartkanaal naar den Amer met
zijtak naar Breda, houdende toezending van een brief van den
minister van waterstaat, handel en nijverheid, waaruit bleek,
dat tegen de door den raad gestelde voorwaarden, waaronder
door deze gemeente eene bijdrage was toegezegd van 100.000
in de kosten van aanleg van bovenbedoeld scheepvaartkanaal,
voor zooveel die sub 1, 2 en 3 betreft, geen bedenking bestond,
en dat ook de vierde voorwaarde kon worden aangenomen, mits
achter de woorden „als met cle belangen der scheepvaart is over
een te brengenwierde gevoegd: „ter beoordeeling van den Mi
nister van waterstaat, handel en nijverheid!'' De vijfde voorwaar
de betrekkelijk het inlaten van water langs het kanaal, wan
neer het water in de rivier de Mark tot op 18 c.M. boven A. P.
zou zijn gedaald, bleek èn met het oog op de belangen dei-
scheepvaart op het kanaal èn in verband met de voorgestelde
wijze van voeding niet aannemelijk. Op de nader door den raad
gestelde voorwaarde, dat uiterlijk op 1 Januari 100-4 met de