52 eene dergelijke tapping moet het heemraadschap van Mark en Dintel, doch niet de gemeente Breda telkens f 50.betalen. De conclusie waartoe de ingenieur gekomen is, berust derhalve o}) een geheel verkeerden grondslag. Dientengevolge gaf de voorzitter in overweging den minister op de onjuistheden in het rapport te wijzen en te trachten daardoor de door de ge meente gestelde voorwaarde aannemelijk te doen zijn. Ka beraadslaging, waaraan deelnamen de lieeren Mr. van Dam, Staal en de voorzitter, werd besloten, met inachtneming van den gewenschten spoed, de geopperde bezwaren te weerleg gen en afschrift van het daartoe te richten schrijven aan den minister gelijktijdig te doen toekomen aan de commissie uit de staten dezer provincie. Daarop kwam in uwe vergadering van den 14. October 1899 een schrijven ter tafel van den minister van waterstaat, handel en nijverheid, houdende mededeeling, dat na hernieuwd on derzoek der zaak geen aanleiding was kunnen gevonden wor den om terug te komen op de verklaring, dat door de regeering niet kan worden aanvaard de door den raad dezer gemeente gestelde vijfde voorwaarde voor het verleenen van eene bijdrage in de kosten van aanleg van het onderwerpelijke kanaal. Dit schrijven gaf opnieuw aanleiding tot uitvoerige beraad slagingen, welke zich thans voor een goed deel bewogen 0111 de vraag, of nu Breda niet geheel los was van hare subsidie-ver bintenis. In verschillenden zin werd deze vraag besproken. Een voorstel van den heer Mr. Bloemarts, om het schrijven van den minister andermaal te stellen in handen van de kanaal- commissie, ten einde te overwegen, in hoeverre, met loslating van de door den minister gewraakte bepaling, het besluit van den raad in stand zou kunnen blijven werd met 12 tegen 5 stemmen verworpenEveneens werd met 9 tegen 8 stemmen verworpen het daarop gevolgd voorstel van den heer Jhr. Mr. Reigersman, om aan den minister een schrijven te richten, dat,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1899 | | pagina 80