88 „Zooals ons nit het schrijven der kamer van koophandel en „fabrieken blijkt, spruit haar verzoek voort uit de opgedane „ervaring, dat de zoogenaamde „maten" boter, die eertijds ter „botermarkt werden verkocht op een juist gewicht van 02 decagramtegenwoordig geregeld op minder gewicht worden „afgeleverd, zoodat de koopers van „maten", hoewel voor 62 de- „cagram tot den kiloprijs betalende, herhaaldelijk onderwicht „ontvangen. „Het bezwaar is derhalve uitsluitend gelegen in het gewicht „der „maten" boter. „He boter wordt op de botermarkt verkocht in tweeërlei „vorm, te weten als stukken of z.g. weggen, en als maten. „De stukken of weggen, die van onderscheiden zwaarte zijn, „worden gewogen in de officiëele, in de boterhal gevestigde „waag, voor welker gebruik het loon geregeld is bij verorde ning, laatstelijk vastgesteld bij raadsbesluit van den 29. Juli „1899. Het gewicht der maten echter is conventioneel; het „regelt zich naar een overoud gebruik en wordt geacht te moe- „ten zijn 6,2 hectogram. Die „maten" worden niet in de waag „gewogen. „Zou alsnu worden ingegaan op het verzoek der kamer, dan „zouden enkel stukken tot juiste gewichten mogen verkocht „worden en de „maten" alzoo van de markt verdwijnen. „Wij meenen waar een overoud gebruik gevestigd is, waar- „aan verkoopers en koopers nog gehecht zijn, zooals in het on- „derwerpelijk geval met de „maten" boter het geval schijnt te „wezen, dit zonder onvermijdelijke noodzakelijkheid niet moet „opgeheven worden. Daarbij weten wij niet, of het storend op treden in deze aangelegenheid ook nadeelig zou kunnen zijn „voor den bloei der botermarkt. „Daarom zouden wij den verkoop ook van zoogenaamde ma- „tcn boter willen handhavendoch, daar in het gewicht dier „maten en uitsluitend daarin volgens de kamer, het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 105