93 zijnde 5 cent per M3., te verlioogen niet 1,5 cent per M3., en wel voorloopig voor den tijd van 1 April 1900 tot 1 April 1901. De heer Mr. IngenHousz erkende wel de noodzakelijkheid, om het te kort, dat in de gemeentekas zou ontstaan, aan te vullen, maar wenschte niet, dat te kort enkel te verhalen op de gasverbruikers. Spreker, dit gevoelen ontwikkelende, noemde tot aequivalent het verhoogen van de opcenten op het personeel, of wel eene verhooging van den lioofdelijken om slag, als daartoe nog dit jaar de gelegenheid zou bestaan. De heer Heijlaerts, vreezende, dat, bij eene verhooging van den gasprijs met 1,5 cent, de grootste druk zou gelegd worden op de neringdoenden, stelde voor dien prijs met één cent per M3. te verhoogen en het verder te kort komende op den loo penden dienst te vinden door verhooging van den hoofdelijken omslag. De voorzitter noemde verschillende plaatsen, alwaar, in ver band met de stijging der steenkolenprijzen, de gasprijs reeds verhoogd was en die prijs zelfs hooger gebracht was dan te Breda werd voorgesteld. Oveiigens droeg het voorstel slechts een tijdelijk karakter en strekte dit enkel om het evenwicht in de begrooting te behouden. De heer mr. IngenHousz was van meening, dat de gasver bruikers niet uitsluitend de dupe mochten zijn van de ver hooging der steenkolenprijzen. De heer Sassen achtte een ander middel dan voorgesteld was, om voor den loopenden dienst in het tekort te voorzien, niet te vinden. Xa eenige bespreking van het onderwerp tusschen den voor zitter en den heer Witsenborg, stelde laatstgenoemde voor den gasprijs onveranderd te behouden, doch de percentage van den hoofdelijken omslag met te verhoogen. De heer Rombouts verklaarde dit voorstel te ondersteunen, mits de heer Witsenborg bereid zoude zijn het in dien zin te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 110