113 ter en wethouders, ten einde TT daarop te dienen van bericht en raad. Nadat wij het gevoelen ten deze hadden ingewonnen van den heer commissaris van politie, onderwierpen wij de zaak aan het oordeel der commissie tot het ontwerpen van strafver ordeningen, welke, ons deed geworden het volgend bericht, dat wij U overlegden in uwe zitting van den 29. December 1900: „Bij missive van 27 September 1900 werd aan onze commis- „sie verzocht 1' te dienen van advies omtrent wijziging der al- „gemeene politieverordening dezer gemeente in verband met „het adres door de Nederlandsclie Yereeniging tot bescherming „van dieren, afdeeling Breda. „Ons vereenigende met het ten deze door den heer commis- „saris van politie uitgebracht rapport, hebben wij de eer U in „overweging te geven, aan den raad voor te stellen afwijzend „te beschikken op het gedaan verzoek." De heer Verschraage stelde de vraag, of van de zijde van het dagelijksch bestuur voorstellen tot aanvulling van de alge- meene politieverordening in den geest van het rapport van den commissaris' van polilie te wachten zijn, waarop de voorzitter antwoordde, dat deze aangelegenheid bij burgemeester en wet houders zou worden ter sprake gebracht. Hierna werd op het voorbedoeld adres afwijzend beschikt. 25 Augustus 1900. XXXII. Muur aan den ]>e zaak, ter zijde genoemd, stelden wij U voor in ons vol- zijgevel bij den J n ingang van het gend schrijven „Bij ons is ingekomen de hierbij gaande teekening voor het „verbouwen van het perceel No. 19 aan de Catharinastraat, „ten westen van den ingang van het Valkenberg (eigenaar de „heer A. Kimmel).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 130