117 „aanzien van liet ijzeren hek is vervallen, doch het bleef be- „houden voor het deel, op de situatiekaart gemerkt b. „De voorschriften letter a van art. 2 (afsluiting met een „ijzeren hek en aanleggen van den gekochten grond tot tuin) „hebben hun oorsprong daarin gehad, dat adressante toenter tijd niet geneigd was, althans niet in de eerste jaren, tot bou- „wen over te gaan en de raad toch aan het geheel een eenigs- „zins sierlijk aanzien wenschte te geven. „Nu evenwel de hoek der straat is bebouwd en het nu. nog on bebouwd stukje grond is overgebleven, dat eigenaardig als „open erf bij het aangrenzende perceel No. 2312 behoort, kun- ,,nen o. i. de beweegredenen, welke tot het stellen der voor gaarden ten aanzien van het ijzeren hek hebben geleid, als „niet meer bestaande worden beschouwd. „Wij moeten erkennen, dat een ijzeren liek tot afsluiting „van den openbaren weg in die buurt geen vrijheid voor het „open erf aanbiedt en eene andere afsluiting, hetzij door eene „houten heining of een muur, voor het vrije gebruik van het „erf meer doeltreffend is. „Adressante heeft evenwel, in strijd met de overeenkomst tot „verkoop, in plaats van het ijzeren hek reeds eene houten hei- „ning geplaatst, wat bovendien in strijd is met art. 64 der ver ordening, regelende de bouwpolitie in deze gemeente, welk „artikel een muur voorschrijft en voor afsluiting op andere „wijze vergunning van burgemeester en wethouders vordert. „Wij zijn van meening, dat er geen bezwaar bestaat, dat de „raad toestemt in de wijziging van letter a 1 van art. 2 der „overeenkomst, doch bepaalt, dat in plaats van een ijzeren hek „op voetmuur, een steenen muur moet worden gebouwd, over eenkomstig art. 64 der bovengenoemde verordening, omdat „wij eene houten heining langs de openbare straat niet ge- „wenscht achten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 134