119
Dat de werkzaamheden, door genoemden beambte verricht,
nadeel zouden berokkenen aan de leden der vereeniging „Orde
en Matigheid" is niet aan te nemen. Immers, die heambte'is
bijna den gelieelen dag in dienst der gemeente en kan dus al
leenlijk 's avonds timmermanswerk verrichten. Hoe kan nu
één man, in slechts weinige uren, zooveel vervaardigen, dat hij
daardoor schade toebrengt aan ieder der leden eener groote
vereeniging?
2°. „Kijm zou deuren geleverd hebben aan enkele instellingen,
„tegen lagere prijzen dan waarvoor dergelijke voorwerpen,
„in den regel, hier ter plaatse, vervaardigd worden
Die levering is ook een feit, maar, stellende dat de beoor
deeling van den leveringsprijs aan derden was, dan zou toch,
vóór alles, uitgemaakt moeten worden, of en in hoeverre die
deuren gelijkwaardig waren aan die, welke door de leden van
„Orde en Matigheid" vervaardigd zouden zijn. Tot eene be
oordeeling daarvan achten burgemeester en wethouders zich
niet bevoegd.
o°. „De brief aan den gemeente-architect
De gemeente-architect heeft inderdaad den bedoelden brief,
gedagteekend 29 November 1899, ontvangen, maar dat schrij
ven onbeantwoord gelaten: 'le omdat er geen antwoord ge
vraagd werd, en 2e omdat het niet onderteekend was.
De bedoelde brief gaat hierbij.
4°. „De Dredasche werklieden zouden in slechten toestand ver-
„keeren en dientengevO'ge hun brood elders moeten ver
dienen."
In hoever die mededeeling juist is, valt dezerzijds moeilijk
te beoordeelen. Evenwel kunnen wij niet. gissen, waarom de
toestand hier ongunstiger zou zijn dan elders.
5°. „De vereeniging wenscht, zoolang de, volgens haar gevoe-
„len, ongunstige toestand der werklieden duurt, geen par
ticulier werk door de Ambachtsschool te doen verrichten.''