123
„afgaande, en dus voor liet eerst in September 1901, aangewe
zen. Het rentegenot op de ter aflossing aangewezen schuld-
bekentenissen eindigt op den dag der opeischbaarbeid.
„De raad behoudt zich de bevoegdheid voor, deze leening
„ten allen tijde geheel of gedeeltelijk a pari af te lossen of uit
„te loten.
4°. „He renten en aflosbare schuldbekentenissen zijn betaal -
„baar te Breda bij den gemeente-ontvanger en te Amsterdam
„bij de Amsterdamsche bank, of op zoodanige andere kantoren
„aldaar, als burgemeester en wethouders daartoe mochten aan
vijzen.
5°. „Het bedrag van rente en aflossing wordt jaarlijks op
„de begrooting der gemeente in uitgaaf gebracht, tot dekking
„waarvan worden aangewezen de belastingen en de inkomsten
„van de bezittingen der gemeente.
(i°. „De coupons, die binnen 5 jaar na den verschijndag niet
„ter betaling zijn aangeboden, vervallen ten voordeele der ge-
„nieente Breda."
13 October 1900.
XXXIX. Het ter zijde bedoeld voorstel, vergezeld eener memorie van
het'raadslid* toelichting, was geformuleerd als volgt
1°. Aan het slot van artikel 3 toe te voegen
een en ander na aftrek van
a. de renten van verschuldigde kapitalen
b. de uitgaande lijfrenten en periodieke uitkeeringen,
krachtens de wet of testamentaire bepaling verschuldigd,
onafhankelijk van den wil des belastingschuldigen;
c. periodieke uitkeeringen of giften aan bloedverwanten of
aangeliuwden in de rechte lijn, die hun hoofdverblijf in
deze gemeente hebben
cl. het bedrag van alle belastingen, deze belasting uitge-
den lieer J.
J L Te ij chin
tot wijziging
van de artt,
3 en 4 der
verordening
tot het heffen
van een
hoofdelijken
omslag.