De uitkeering van het rijk, krachtens de wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad No. 156), komt Breda niet ten goede. De gemeente is in de tabel, gevoegd bij de wet van 16 April 1896 (Staatsblad No. 72), gerangschikt in de zesde klasse en het voor iederen inwoner uit te keeren bedrag is f 2,035, waar door niet bereikt wordt het 4/5 van de belasting op het perso neel, dat dan ook in 1900 weder ontvangen is. De gemeente-begrooting, dienst 1900, werd vastgesteld in ontvangsten en uitgaven on een bedrag van f 582 113,29 en goedgekeurd bij besluit van de gedeputeerde staten van Noord- Brabant van den 14. December 1899, Cr, No. 147. Opcenten werden geheven a. op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendom men 40. b. op de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigen dommen 10. c. op de hoofdsom der personeele belasting 50. Bij besluit van de gedeputeerde staten dezer provincie werd, op ons bezwaarschrift, weder ontheffing verleend van de be taling van grondbelasting, dienst 1900, voor het gebouw sectie B, No. 1645 der gemeente Breda, in gebruik voor kazerne der marechaussee. De in het openbaar verpachte staanplaatsen ter gelegenheid der voorjaars- en najaarskermis brachten respectievelijk op f 1927,- - en f 2922,47 tegen f 2433,52 en f 3664,77 in 1899.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 170