156 Krachtens art. 4 van het heffingsbesluit van den 13den No vember 1897, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 22en Maart 1898, No. 12, wordt van het bedrag van eiken post, voor noodzakelijk levensonderhoud, als onbelastbaar inkomen af getrokken, en dus vrijgesteld van belasting, een bedrag van f 400.—. In dsn loop des jaars deed zich de quaestie voor, of een twee ledige aanslag in dezelfde gemeente en over hetzelfde belas tingjaar door de bepaling van art. 245 der gemeentewet is uit gesloten. (J)eze quaestie was verbonden met eene andere van meer subjectieven aard.) Dienaangaande werd, op het door belanghebbende ingesteld beroep tegen 's-raads beslissing, ontvangen het volgend be sluit ,,De gedeputeerde staten van Noord-Brabant Beschikkende op het onder dagteekening van 18 Mei 1900 „aan hun college ingediend bezwaarschrift van „tegen zijnen aanslag in den hoofdelijken omslag der gemeente „Breda over 1899, doch alleen voor zoover die aanslag steunt „op een of meer der nummers 2, 3 of 4 van het le lid van art. „245 der gemeentewet „dat de daarin ontwikkelde bezwaren van den reclamant „hierop neerkomen 1°. „dat hij over hetzelfde belastingjaar, zij het dan ook over „een ander tijdsverloop, als inwoner der gemeente Breda kracli- „tens art. 245, le lid, 1° der gemeentewet is aangeslagen, wel- „ken dubbelen aanslag reclamant in strijd acht met den geest „en met de letter der wet;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 173