2G3 De jaarlijksche brandschouw bij de hoveniers werd gehou den door de heeren 1'. A. F. de Bont, Ch. Laurijssen, H. de Paxiw Gerlings en II. Smagghe. Algemeen was de toestand be vredigend. Op eenige plaatsen liet hij te wenschen over. Aan gezien nn de verordening niet toelaat, dat de brandmeesters tot voorziening daarvan optreden, werd deze toestand aan het college van burgemeester en wethouders gerapporteerd, waarop wij bericht ontvingen dat de bezwaren uit den weg geruimd waren. Wat de branden betreft, vestigen wij vooral het oog op die bij den heer I1. A. F. de Bont, mejuffrouw de wed. Kessels en op het telefoonkantoor. I)e beide eerste waren van zeer ernstigen aard. Gelukkig konden wij tonnen, dat door snel en krachtig optreden de hevige branden bedwongen werden, zoo dat slechts een klein deel der perceelen in verhouding tot de uitgestrektheid der gebouwen werd verwoest. Ingrijpender was het geval van brand door het inslaan van den bliksem op den 16 Juli in het telefoonkantoor. Ofschoon de brand spoedig gebluscht was, was ons alarmsysteem d oor het buiten werking komen der geleidingsdraden der telefoons, geheel geschokt. Immers ran uit het telefoonkantoor worden alle alarmsignalen en inlichtingen aan allen, die bij den brand moeten optreden, verstrekt. Er bleef ons evenwel nog een hulp middel over voor het eventueel oproepen der brandweer zoo noodig. Wij keerden tot het verledene terug, plaatsten eene dubbele brandwacht op den toren om de gemeente te surveil- leeren. Het resultaat dezer hulporganisatie kunnen wij F niet melden, daar er in dien tijd geen brand voorkwam en het tele foonkantoor spoedig hersteld was, waardoor bedoelde brand- post slechts kort in functie is geweest. Een woord van dank zijn wij verschuldigd aan de assurantie maatschappijen, die naar aanleiding der branden op 20 en 28 April en 13 September een som gelds disponibel stelden, welk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 280