VERSLAG van de commissie voor de
ambachtsschool te Breda over 1900.
415
Be toestand der ambachtsschool in 1900 wordt omschreven
in het volgend
Aan den raad der gemee ite Breda.
Wij hebben wederom het genoegen ingevolge art. 7 der ver
ordening van de ambachtsschool te Breda, opgericht ingevolge
testamentaire beschikking van wijlen dr. L. F. W. van Cooth,
U een verslag aan te bieden over het afgeloopen jaar en wel het
vijftiende sedert het oprichten der school, en vallen er al, be
houdens eene enkele uitzondering, geene merkwaardige ge
beurtenissen te vermelden, wij kunnen ei' met genoegen op
wijzen dat de school, wat haar getal leerlingen betreft, in bloei
toenam en dat de vruchten van ons onderwijs dit jaar op bij
zondere wijze konden worden aangetoond.
Van de commissie.
Konden wij ons vorig jaarverslag aanvangen met de mede-
deeling, dat in de commissie gelukkig geene verandering ge
komen was of geen verlies te betreuren viel, het (loet ons leed,
dat wij ditmaal moeten beginnen met de droevige herinnering
op te wekken aan een man, die geacht en bemind door een
ieder, in het begin des jaars, als lid der commissie, ons door
den dood ontviel.
Wat jhr. Backer voor de stad onzer inwoning geweest is,
behoeft hier niet herhaald te worden, dit is ook reeds ter be-
voegder tijd en plaats geschied.
Boch wij wijden gaarne een woord van dankbare herinnering
aan hetgeen hij voor de ambachtsschool, èn als lid der commis
sie van voorbereiding en later als gewoon lid, voor het welzijn
der stichting van dr. van Cooth gedaan heeft.